We willen geliefd zijn. Dat hebben we nodig. Dat is normaal. We zijn mens. Zo heeft God ons geschapen. Maar we kunnen ook zelf liefhebben. Ook zo zijn wij geschapen. Liefde, zelf liefhebben, maakt ons leven voller. Het geeft het inhoud en betekenis. En het leidt ons naar het doel van ons leven.
Maar het eerste wat het doet, is: tonen wie we zijn. In God. Dat we zijn schepping zijn. Het toont waar we eigenlijk vandaan komen. Namelijk uit het hart van God en uit zijn handen! (1). Op Wie we lijken (2), namelijk op Hem die liefde ís (3) en Die zonen wilde (4). Zonen, die zo zouden zijn en doen als Hij (2).
Liefde behoort origineel bij ons mens-zijn zoals God dat bedoelde. Daarom brengt liefde - liefhebben - ons terug bij onze oorsprong. Bij het zoon-van-God-zijn. Liefde zou hét kenmerk van ons leven zijn.
Kenmerk van Gods wereld
Hij had ook een weg voor ons. Zijn schepping zou bloeien. Tot zijn vreugde en eer, beschermd tegen alle kwaad. Ook tegen het rijk van de duisternis, ja, tegen elke verkeerde toeleg. En daarin zouden wij een rol spelen, als Gods zonen (5). Zo zou zichtbaar worden, dat God zonen heeft. En ook wijzelf zouden daardoor bloeien... Helaas ging dat verkeerd!
En kijk nu wat God deed: Hij zond zijn Woord naar ons in persoon, als mens! Zijn enige, echte Zoon. Niet geschapen, zoals wij, maar geboren uit Hemzelf, uit zijn spreken, en daardoor één met Hem. Hij zond Hem, om ons een nieuw begin te geven. Door geloof in Hem. Opnieuw geboren uit zijn sterven, om voor Hem te leven (6). Een nieuwe mens! Een mens van liefde! (7).
Waarom? Omdat het wezen en kenmerk van Gods wereld die komt, het Koninkrijk van God, liefde is! Daar brengt Hij ons thuis, opnieuw geboren uit de Zoon van zijn liefde (8).
Sterk
En kijk nu naar de gemeente van Jezus Christus. Wat God bedoelt, nu Jezus in de hemel is, is dat die op de aarde Jezus’ lichaam zal zijn (9). Een geheel van opnieuw geboren mensen, die, vervuld met de Heilige Geest en vol liefde, individueel en gezamenlijk een openbaring van Hem zullen zijn,
Wie daarvan deel uitmaakt, mag het grote geluk ervaren, geliefd te zijn. Door God. Maar evenzo door zijn/haar medeleden. En omgekeerd, het grote geluk, daar zelf liefde te mogen geven.
Johannes zegt: ... laten wij liefhebben, niet met het woord of met de tong, maar met de daad en in waarheid! (1 Johannes 3:18). Echt liefhebben dus! Liefde dóe je! Verlangend zag David al profetisch dit beeld van Jezus’ gemeente:
Ziet, hoe goed en hoe liefelijk is het,
als broeders ook tezamen wónen
(één in liefde het leven samen delen) ...
Want daar gebiedt de HEER de zegen,
leven tot in eeuwigheid (Psalm 133).
Zo’n gemeente staat sterk in de verdrukking!
Print hier uit ...
|
Uit de Bijbel:
(1) Psalm 119:73.
Uw handen hebben mij gemaakt en toebereid, ...
(2) Genesis 1:27.
En God schiep de mens naar zijn beeld; ...; man en vrouw schiep Hij hen
(3) 1 Johannes 4:8.
Wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde.
(4) Lucas 3:38.
... Seth, de zoon van Adam, de zoon van God.
Romeinen 8:14.
Want allen, die door de Geest van God geleid worden, zijn zonen van God.
(5) Genesis 1:31 + 2:15.
En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. ...
En de HEER God nam de mens en plaatste hem in de hof van Eden om die te bewerken en te bewaren.
(6) 2 Korintiërs 5:14-15.
Want de liefde van Christus dringt ons, daar wij tot het inzicht gekomen zijn, dat één voor allen gestorven is. ... En voor allen is Hij gestorven, opdat zij, die leven, niet meer voor zichzelf zouden leven, maar voor Hem, die voor hen gestorven is en opgewekt.
(7) 1 Johannes 4:7.
Geliefden, laten wij elkander liefhebben, want de liefde is uit God; en een ieder, die liefheeft, is uit God geboren en kent God.
Kolossenzen 3:9-10.
Liegt niet meer tegen elkander, daar jullie de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper.
(8) Kolossenzen 1:13.
Hij heeft ons ... overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon van zijn liefde, ...
(9) 1 Korintiërs 12:27 (H.S.).
Samen bent u namelijk het lichaam van Christus, en ieder afzonderlijk zijn leden.
|