Er valt voor een mens heel wat te kiezen in deze wereld. Maar voor een christen is niet elke keus vanzelfsprekend. Sterker nog, veel keuzes zijn een gevaar voor hem. Ze staan in de weg voor het bereiken van Gods doel voor hem (*).
David was daarin radicaal. Hij kon krijgen wat hij wilde. Maar hij zei tegen God: ... ik heb geen goed buiten U! - ‘Er is voor mij niets wat U te boven gaat’ (1). Hij wees alles af wat tussen God en hem in zou kunnen staan. Ligt dat voor een christen ook niet zo?
Tegen zijn discipelen zei Jezus: Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig (2). En tegen Marta zei Hij: ... weinige (dingen) zijn nodig of slechts één! (3) Wat was dat ene? Maria wist het: bij Jezus zijn, Jezus in het centrum van je leven.
Een gelukkig mens
Als christen ben je een vreemdeling op aarde (4). De wereld is niet je deel. Je hebt iets gekregen wat ver daarboven uitgaat. Je hebt Jezus, je hebt God. Je kent de Heer en de Heer kent jou. Je kunt een gelukkig mens zijn. Waarom?
David bad: O HEER, mijn erfdeel en mijn beker! God was voor hem een erfenis, het beste en mooiste dat hem kon toevallen. Dat geldt ook voor een christen. God is ook zíjn erfenis. Die kreeg hij zomaar, uit genade. En die geeft je leven een nieuwe inhoud en een nieuw perspectief. David bad er ook nog iets achteraan: Uzelf bestendigt wat het lot mij toewees (5).
Toen de Israëlieten in Kanaän kwamen en ze door loting elk als erfdeel een stuk land toegewezen kregen, kon niemand dat meer ongedaan maken. Voor Davids besef was het lot voor hem op God gevallen en zou niemand hem dat ooit kunnen afnemen (6). Dat geldt ook voor een christen.
Het allermooiste
Zijn ‘lot’ dat werd getrokken, is Jezus. Toen dat ‘viel’ - toen Hij aan het kruis ging en opstond uit de doden - bleek ook hij door Jezus dat mooiste erfdeel van de wereld ontvangen te hebben. Nu al mag hij in een diepe relatie met God leven. En straks, in de eeuwigheid, in een volkomen eenheid met Hem als zoon en mede-erfgenaam met Jezus, zijn Messias (7).
Zo werd God ook zijn ‘beker’, zijn levenslot, zijn toekomst (5) en kan hij nu, net als David, zeggen: ... mijn erfdeel bekoort mij (8) - het is het allermooiste dat mij kon overkomen!
|
Uit de Bijbel:
(*) Lees: Gods unieke doel voor ons.
(1) Psalm 16:2.
Ik heb tot de HEER gezegd: U bent mijn Heer, ik heb geen goed buiten U.
(2) Matteüs 10:37-38.
Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig; ...
(3) Lucas 10:41-42a.
Maar de Heer ... zei tot haar: Marta, Marta, je maakt je bezorgd en druk over veel dingen, maar weinige zijn nodig of slechts één; ...
(4) Hebreeën 11:13.
... zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde.
1 Petrus 2:11.
... ik vermaan u als bijwoners en vreemdelingen.
(5) Psalm 16:5.
O HEER, mijn erfdeel en mijn beker, Uzelf bestendigt wat het lot mij toewees.
(6) Lucas 10:42b.
... Maria heeft het goede deel uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen.
(7) Romeinen 8:17.
Zijn wij nu kinderen, dan zijn wij ook erfgenamen: erfgenamen van God, en medeërfgenamen van Christus; ...
(8) Psalm 16:6.
De meetsnoeren (waarmee de omvang van het erfdeel van elke Israëliet was vastgesteld - AvdS) vielen mij in liefelijke dreven (= maakten dat ik een uiterst mooi erfdeel toegewezen kreeg - AvdS), ja, mijn erfdeel bekoort mij.
|