Doorgaans hebben we geen duidelijk beeld van onze verblijfplaats in de eeuwigheid. Toch heeft de Heer Jezus daarover gesproken. Zo zei Hij: In het huis van mijn Vader zijn vele woningen ... Ik ga heen om voor jullie plaats te bereiden (1). Vaak klinken die woorden bij begrafenissen. Jezus voegde er echter iets aan toe, wat we nogal eens overslaan.

Na die woorden: In het huis van mijn Vader zijn vele woningen, merkte Hij op: ... anders zou Ik het jullie gezegd hebben. Daarmee zei Hij: ‘Maar ze zijn er, die vele woningen. Er wacht jullie een toekomst!’

Ze ontstonden, die woningen, toen Jezus met zijn offer naar de Vader ging en voor zijn troon voor ons pleitte (*). Daarmee opende Hij er één voor ieder van ons die op Hem vertrouwt.

Het zijn geen rijtjeshuizen. Elk heeft z’n eigen karakter - samenhangend met wie de bewoner is - en ademt de geestelijke atmosfeer van diens leven-uit-Hem-en-met-Hem. Het is een geestelijke woning.

Waar die woningen zich bevinden

Jezus’ woorden waren natuurlijk niet zomaar een mededeling. Ze waren een boodschap. Hij zei daarmee dat ons leven van vandaag de moeite waard is. Het leidt ergens heen. Het krijgt een vervolg in de eeuwigheid (2). Vandaar het werk van de Heilige Geest aan ons.

Zijn werk om ons tot nieuwe mensen te maken, in wie het beeld van God - van Jezus - te herkennen is (3). Zodat we passen in onze nieuwe woning. Zijn werk om in ons een diepe relatie met Jezus en de Vader te scheppen en ons geschikt te maken voor de omgang met God. Dat heet: heiliging (4).

Die geestelijke woningen zíjn er dus. En Jezus heeft ook gezegd, waar ze zich bevinden. In het huis van mijn Vader... (1), zei Hij. Ja, maar het is de Vader zelf die heel zijn schepping omvat (**), het natuurlijke en het geestelijke. Die dus zelf dat huis is. Bij Hem, ja, in Hem zullen we wonen (5). Zo dicht, zo intiem zullen we bij Hem verkeren. Hij is ons huis-voor-de-eeuwigheid. Mozes had het daar al over.

Zaligheid

Hij zei: De eeuwige God is voor jullie een woning (6). Toen al voorzag God die plaats voor zijn kinderen, die Jezus door zijn offer zou ‘bereiden’. Een woning waar we ons leven van vandaag - ons leven uit, met en voor Hem - voor eeuwig mogen voortzetten. Tot zijn glorie en tot onze vreugde! Petrus noemt dit onze ‘zaligheid’.

De profeten hebben naar die zaligheid al gezocht en engelen hebben ernaar verlangd, er een glimp van op te vangen. Maar God heeft die alleen voor ons bestemd (7).

‘We zijn nu nog wel ver van de Heer in den vreemde,’ zegt Paulus, ‘maar ... vol goede moed en verlangen ernaar, om ... bij de Heer onze intrek te nemen’ (8). ‘Het beste komt nog!’ schreef Corrie ten Boom. 

  Print hier uit ...  

Uit de Bijbel:  

(1) Johannes 14:2.
In het huis van mijn Vader zijn veel woningen - anders zou Ik het jullie gezegd hebben - want Ik ga heen om voor jullie plaats te bereiden.

(*) Zie: ‘Een dag om nooit te vergeten!‘ (LH 088).

(2) Johannes 11:26.
... ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven; ...

(3) Efeziërs 4:21-24.
... dit (is) de waarheid in Jezus, dat jullie ... de nieuwe mens aandoet, die naar God (= naar het beeld van God - AvdS) geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.

(4) 1 Korintiërs 6:11.
... jullie hebben je laten afwassen, maar jullie zijn geheiligd, ... door de naam van de Heer Jezus Christus en door de Geest van onze God.

(**) Zie: ‘Is dat niet buitengewoon?‘ (LH 066).

(5) Johannes 17:21.
Zoals U, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; ...
    Zie ook het vorige onderwerp: ‘Het einddoel van het geloof‘ (LH 090).

(6) Deuteronomium 33:27.
De eeuwige God is voor jullie een woning en onder jullie zijn eeuwige armen.

(7) 1 Petrus 1:8-10, 12.
... jullie verheugen je met een onuitsprekelijke en verheerlijkte vreugde, daar jullie het einddoel van het geloof bereiken, dat is de zaligheid van de zielen. Naar deze zaligheid hebben gezocht ... de profeten, die van de voor jullie bestemde genade geprofeteerd hebben, ... in welke dingen zelfs engelen verlangen een blik te slaan.

(8) 2 Korintiërs 5:6-8.
Daarom zijn wij te allen tijde vol goede moed, ook al weten wij, dat wij, ... ver van de Heer in den vreemde zijn ... en wij verlangen te meer ons verblijf in het lichaam te verlaten en bij de Heer onze intrek te nemen.