Het is steeds weer ontroerend, dat verhaal van de ontmoeting tussen Maria van Magdala en Jezus, na zijn opstanding (*). Natuurlijk is het niet alleen een mooi verhaal. Maar het ontroert wel! Vooral omdat het zo ‘uit het leven gegrepen’ is. Uit een leven met Hem!
Maria hield zoveel van Jezus. Niet zoals in een ‘love-story’, maar om wat Hij voor haar had gedaan en om wie Hij voor haar was geweest. Hij had haar immers bevrijd van de kwelling door zeven demonen die haar leven hadden beheerst (1). Zij had de liefde gevoeld die Hem in alles leidde. En nu...
Ze was naar het graf gegaan, waarin, na zijn sterven, de rijke Jozef van Arimatea, ook een discipel van Jezus, Hem had gelegd (2). Romeinse soldaten hadden het graf bewaakt. Maar toen de ontsteltenis: het graf was leeg! Ze huilde.
In zijn handpalmen gegrift
Door haar tranen kon ze niet zien wie het was, die haar vroeg: ‘Vrouw, waarom huil je? Wie zoek je?’ (3) Hortend en stotend zei ze dat, als híj Jezus had weggebracht, zij Hem wel wilde meenemen. Dan zou zij voor Hem zorgen.
Maar toen... die stem, die bekende, geliefde stem: Maria! Er was er maar Eén die zo haar naam kon noemen! (4) En dat is wat ook wij mogen ervaren. Door dit verhaal heen. En altijd.
Want met diezelfde, intense liefde houdt Jezus ook van ons (5). Met die liefde die Hem die vreselijke dood aan het kruis deed sterven. Hij hield van ons. En nu nóg, vanuit de troon van de Vader.
Met zijn geduld en ontferming. Door met zijn machtige handen ons vast te houden, als ons de kracht ontbreekt om Hém vast te houden (6). Om ons tenslotte te brengen daar waar de Vader op ons wacht en naar ons uitziet. Samen met Jezus (7).
Want wij leven in zijn hart, in zijn handen en zijn zijde. Hij zegt: ... Ik heb je in mijn handpalmen gegrift, ... (8). Letterlijk, door die kolossale, wrede, Romeinse spijkers, die zijn handen doorboorden.
We luisteren naar zijn stem
Misschien had Maria Jezus wel willen omhelzen. Want dat wil je toch graag: vasthouden wat je lief is, om nooit meer los te laten. Maar Jezus zó vasthouden kan belemmeren, kan binden aan de aarde, Hem en jezelf. Dat kon Jezus niet toelaten (9), Hij moest verder: Gods werk, ook aan ons, moest áf! Daarvoor moest Hij in de hemel zijn, bij zijn Vader, in de troon van God.
Daarom moest Maria naar zijn ‘broers’ gaan en hun zeggen: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God (9). En ze ging. In liefde en overgave aan Jezus.
Zo zijn ook wij op pad. Om te doen wat Hij ons geeft om te doen. Om te zijn wie we voor Hem mogen zijn. Terwijl Hij doorgaat met ons te brengen tot het leven uit Hem, het leven in zijn Koninkrijk. En we luisteren naar zijn stem, die in liefde tot ons spreekt en onze naam noemt: Maria! Of: .....!
Print hier uit ...
|
Uit de Bijbel:
(*) Lees: Johannes 20:11-18.
(1) Lucas 8:2.
... Maria, met de bijnaam: van Magdala, van wie zeven boze geesten uitgegaan waren.
(2) Matteüs 27:57-60.
Toen het ... avond geworden was, kwam een rijk man van Arimatea, genaamd Jozef, die eveneens een discipel van Jezus geworden was. Deze ... nam het lichaam (van Jezus - AvdS) ... en legde het in zijn nieuw graf, dat hij in de rots had laten uithouwen, ...
(3) Johannes 20:15.
Jezus zei tegen haar: Vrouw, waarom huil je? Wie zoek je?
(4) Johannes 20:16.
Jezus zei tegen haar: Maria! Zij keerde zich om en zei tegen Hem in het Hebreeuws: Rabboeni! Dat wil zeggen: Mijn Meester!
(5) Romeinen 8:35, 38-39.
Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? ... Want ik ben verzekerd, dat noch dood noch leven, ... ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus, onze Heer.
(6) Johannes 10:27-28.
Mijn schapen horen naar mijn stem ... en niemand zal ze uit mijn hand roven.
(7) Johannes 14:3.
... opdat ook jullie zijn mogen, waar Ik ben.
(8) Jesaja 49:16.
..., Ik heb jullie in mijn handpalmen gegrift, ...
(9) Johannes 20:17.
Jezus zei tegen haar: Houd Mij niet vast, want Ik ben nog niet opgevaren naar de Vader; maar ga naar mijn broers en zeg hun: Ik vaar op naar mijn Vader en uw Vader, naar mijn God en uw God.
|