Hij had van Jezus gehouden, Petrus. Net als de andere discipelen trouwens. En toen ‘s nachts, terwijl Jezus voor het Sanhedrin had gestaan, het kraaien van de haan hem had ontdekt aan het falen van zijn liefde voor Hem, was hij diep geschokt geweest. Hij was naar buiten gegaan en had bitter gehuild (1).
Voorafgaand aan zijn lijden had Jezus het voorzegd: ‘Vannacht zullen jullie Mij allemaal verlaten’ (2). ‘Nee, ik nooit!’ had Petrus geroepen. En ook de anderen hadden zo gereageerd. Maar allen waren ze gevlucht, toen het erop aankwam.
In Jezus’ diepe lijden heeft niemand met Hem mee kunnen gaan. Daartoe zou niemand in staat zijn geweest. Die weg heeft Hij alleen moeten gaan (3).
Petrus hád van Jezus gehouden. Na Jezus’ opstanding was hij met de anderen blijven omgaan, maar steeds nog kon hij er niet overheen komen, dat hij zijn Meester had verloochend. Samen waren ze gaan vissen op het Meer van Gennésaret. En toen - ineens - stond Jezus daar, op het strandje aan het meer (4).
Jezus had hem aangeraakt
Hij was zijn trouwe discipel niet vergeten. Hij kende hem, zijn hart. Zoals Hij ook het onze kent. En Hij kwam daar een werk aan Petrus doen.
Nadat ze aan land waren gegaan en met elkaar hadden gegeten, vroeg Jezus: ‘Petrus, zoon van Johannes,...’ - dat ben je toch, gewoon als mens, in alle zwakheid - ‘... Petrus, hou je van Mij?’ En weer stelde Hij die vraag en weer, tot driemaal toe, telkens met minder nadruk op wat liefde is. Tot overbleef: ‘Petrus, geef je om Mij, zoals een vriend?’ (5)
Hij was bedroefd dat Jezus hem nu voor de derde maal dit vroeg en antwoordde tenslotte: ‘Heer, U weet alles. U weet dat ik om U geef!’ (6) Sterker kon hij het niet zeggen, ‘houden van’ klonk zo groot. Maar Jezus had hem aangeraakt, wist wat zijn vraag bij Petrus had gedaan.
Totdat zíjn liefde in ons komt
Dat die hem had bevestigd in de echtheid van zijn liefde voor Jezus. Hem had getoond hoeveel hij voor Jezus betekende en hoeveel Hij van Petrus hield. En dat er bij Hem geen verwijt was. Integendeel, dat Jezus verlangde, hem terug te zien in z’n vertrouwensplaats bij Hem (7).
En dan komt Jezus naar óns toe. Desnoods op het strand, bij de picknick. Of op een andere plaats. Om ons te bevestigen in wie wij voor Hem zijn (8) en dat Hij onze liefde ziet.
‘Houd je van Mij?’ vraagt Hij en bidden wij: ‘Heer, U weet alles. U weet dat ik om U geef.’ ‘Dat Ik van U houd’ - dat klinkt zo groot! Maar Hij kent ons en zal zich over ons verheugen. Hoe breekbaar onze liefde ook is. Totdat zíjn liefde in ons komt! (9)
Print hier uit ...
|
Uit de Bijbel:
(1) Matteüs 26:75.
En terstond kraaide een haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: Eer de haan kraait, zul je Mij driemaal verloochenen. En hij ging naar buiten en weende bitter.
(2) Matteüs 26:31.
Toen zei Jezus tegen hen: Jullie zullen allen aanstoot aan Mij nemen (= Mij verlaten - AvdS) in deze nacht ...
(3) Johannes 13:36.
Simon Petrus zei tegen Hem: Heer, waar gaat U heen: Jezus antwoordde: Waar Ik heenga, kunnen jullie Mij nu niet volgen, ...
(4) Johannes 21:4.
Toen het reeds morgen werd, stond Jezus aan de oever; ...
(5) Johannes 21:17a.
Hij zei voor de derde maal tegen hem: Simon, zoon van Johannes, heb je Mij lief? (qua betekenis is beter: ‘... geef je om Mij, zoals een vriend?’ - AvdS).
(6) Johannes 21:17b.
Petrus werd bedroefd, dat Hij voor de derde maal tegen hem zei: Geef je om Mij? En hij zei tegen Hem: Heer, U weet alles, U weet, dat ik om U geef. ...
(7) 1 Korintiërs 1:8.
Hij zal u ook bevestigen ten einde toe, zodat jullie onberispelijk zult zijn op de dag van onze Heer Jezus [Christus].
(8) 2 Korintiërs 1:21.
Hij nu, die ons met u bevestigt in de Gezalfde en ons heeft gezalfd, is God.
(9) Romeinen 5:5.
En de hoop maakt niet beschaamd, omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest, ... .
|